In deze reeks artikelen schrijven verschillende leden van Schaakvereniging Voorburg. Diverse onderwerpen komen aan de orde. Van "Kunst en schaken"  tot de vraag "Waarom schaken we eigenlijk?". 

Dingen die voorbijgaan

Schaakrubrieken in kranten en tijdschriften zijn een uitstervend fenomeen. Dit weekend verscheen de laatste schaakcolumn van Gert Ligterink in De Volkskrant. Bij mijn weten heeft van de grote landelijke dagbladen alleen de NRCE nog een schaakrubriek. Die is onlangs verplaatst van de zaterdag naar de vrijdag dus ik vrees dat ook de rubriek in de NRC zijn langste tijd heeft gehad. Toen ik in het midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw het schaken serieus begon te volgen had elke zichzelf respecterende krant een schaakrubriek. Bij matches om het WK en belangrijke toernooien verschenen er verslagen in de krant. Dat is helemaal verdwenen.

Aan de ene kant stemt dat mij droevig. Er is een lange traditie van zeker 150 jaar waarin schaakpartijen in kranten werden geschreven. Schaken leent zich daar ook goed voor. Het fijne van een schaakrubriek is dat je op een vast tijdstip door iemand met kennis van zaken op de hoogte wordt gesteld van de laatste ontwikkelingen in de schaakwereld. De expert heeft even naar de partij kunnen kijken en kan aanvullend commentaar geven. Altijd leerzaam en, als bijvoorbeeld Hans Ree de rubriek schrijft, vaak ook nog geestig.

Aan de andere kant biedt de schaakrubriek niet zo heel veel meerwaarde meer. Via chess.com, Youtube of een ander kanaal op internet kan iedereen schaaktoernooien bijna rechtstreeks volgen, vaak met commentaar van meerdere grootmeesters. Databases bevatten meer partijen dan je bij wijze van spreken in je leven kan naspelen. Iedereen kan schaakpartijen invoeren in de computer en heeft dan binnen een paar minuten een goede analyse. Veel jonge schakers zullen op internet naar schaaknieuws gaan zoeken en niet meer wachten tot de grootmeester zijn rubriek klaar heeft.

Ik kan dan ook begrijpen dat uitgevers van kranten en tijdschriften besluiten een schaakrubriek te schrappen. Geschreven media kampen al jaren met dalende verkoopcijfers en moeten bezuinigen op de redacties. Dat werkt een volg-de-kudde mentaliteit en berichtgeving over een paar grote sporten in de hand. De traditionele berichtgeving over schaken post ook niet erg in de trend van steeds kortere en bondigere berichten.

Soms worden dingen uit het verleden ineens weer populair. De langspeelplaten zijn niet aan te slepen en er schijnen zelfs plannen te zijn om de videotheek weer nieuw leven in te blazen. De schaakrubriek is op zich ook niet echt weg, maar heeft op internet en de sociale media andere vormen gevonden. Dit heeft voor- en nadelen, maar we doen hier weinig aan. In zijn klassieke vorm, zie ik niet zoveel toekomst voor de schaakrubriek. De tijden veranderen, en wij veranderen met hen. We zullen goed moeten nadenken hoe we de schaaksport in deze nieuwe tijden het beste kunnen promoten.

Schrijf reactie (0 Reacties)

Vervelende overwinningen

Een schaakpartij winnen zorgt meestal voor vreugde, blijdschap en andere plezierige emoties. Je hebt laten zien dat je beter bent dan je tegenstander en bent trots op de gespeelde zetten. Je hebt laten zien dat je kan schaken. In sommige gevallen gaat de winst echter gepaard met een gevoel van ontevredenheid of zelfs van schaamte. Je zou dan van vervelende overwinningen kunnen spreken.

Aan een reglementaire overwinning beleef je weinig vreugde. Bij schaken kan je reglementair winnen doordat een speler niet of te laat komt opdagen, herhaaldelijk niet-reglementaire zetten doet of andere dingen uithaalt die aan het schaakbord niet zijn toegestaan. Je verliest bijvoorbeeld een schaakpartij als je mobiele telefoon tijdens de partij afgaat (ICT-apparatuur mag je tegenwoordig helemaal niet meer meenemen in de toernooiruimte, maar dit terzijde). Ik heb een aantal schakers beteuterd zien kijken na het horen van een ringtoon.

Winnen door een bekende val in de opening of doordat je tegenstander ver onder zijn gebruikelijke niveau speelt geeft ook een dubbel gevoel. Veel openingen kennen trucs die snel tot materiaalverlies of mat kunnen leiden. Natuurlijk is het leuk een keer zo te winnen, maar er is dan eigenlijk niet echt geschaakt. Je hebt de zetten ook niet zelf bedacht, maar uit een boekje. Dat beperkt het vreugdegevoel. Het grijze gebied is hier natuurlijk groot: combinatiemotieven in het schaken zijn immers ook standaard en heb je leren kennen uit de boekjes.

Soms zorgt een overwinning niet voor trots, maar voor schaamte. Ik heb zelf een keer een partij gewonnen omdat mijn tegenstander in gewonnen stelling dacht mat te zetten met zijn dame, maar had overzien dat ik de verdediging van die dame met een stuk had onderbroken. Hij had dat stuk gewoon kunnen slaan, maar helaas: de dame was al aangeraakt. Ik heb die partij nooit meer nagespeeld. Grootmeester Donner zei ooit dat hij het meest genoot van een volstrekt onverdiende overwinning. Zelf behoor ik niet toe tot die soort. Ik incasseer het punt en sluip stilletjes weg.

De waardering van een winstpartij zit natuurlijk voor een groot deel in je eigen hoofd. Het aantrekkelijke van schaken vind ik dat je bij verlies alleen jezelf de schuld kan geven en niet een los graspolletje, een windvlaag of een slechte scheidsrechter. Dat geldt zelfs voor deze overwinningen. Dan moet je maar op tijd komen, de openingstheorie bestuderen of alert blijven tot aan het eind. Om te kunnen nagenieten van de winst wil je echter niet alleen het punt binnen halen, maar ook goede zetten hebben kunnen spelen. Je wilt laten zien dat je in een echte wedstrijd de beste bent geweest. Daarvan is bij deze vervelende overwinningen geen sprake.

Schrijf reactie (0 Reacties)

Grappig schaak

Het schaakspel biedt ruimte aan een groot pallet aan menselijke emoties. Hoop, vreugde, woede en wanhoop: iedere schaker kent het gevoel, soms zelfs tijdens één enkele partij. Eén emotie lijkt te ontbreken. Lachen tijdens een schaakpartij komt weinig voor. Om te lachen moet je ontspannen zijn, en tijdens een schaakpartij ben je ingespannen bezig. Bovendien zou een luide schaterlach tijdens een schaakpartij gelijk leiden tot ingrijpen van de wedstrijdleider omdat het valt onder het hinderen van de tegenstander. Kortom: kan schaken humoristisch zijn?

Google laat je bij het beantwoorden van deze vraag een beetje in de steek. Het intikken van “humor” en “schaken” levert links op naar cartoons met sprekende schaakstukken, schaakstukken als stripfiguren, T-shirts en mokken met schaakstukken en andere zaken. Af en toe zorgt het voor een glimlach, maar veel is toch in de categorie “voetbalverslaggever geeft commentaar op schaakpartij”. Je komt verder verwijzingen tegen naar Tex de Wit, bekend van de shows van Arjan Lubach maar ook een sterk schaker. Hij heeft een voorstelling gemaakt in 2017, waarin ook wordt ingegaan op schaken. Helaas kan ik daar niets van terug vinden.

Zoeken op “grappige schaakpartijen” levert iets meer resultaten op. Wel vind je veel schaakpartijen waarin blunders worden gemaakt. Een grootmeester die zomaar een stuk weggeeft is opmerkelijk, maar niet noodzakelijkerwijs grappig. Leuker wordt het, als een schaakpartij wordt gewonnen zonder dat er een stuk of pion is geslagen. Dit is inderdaad een keer gebeurd. Op chess.com is de partij te vinden.

Toch biedt het schaken een oneindig aantal mogelijkheden voor humoristische situaties. Iets is vaak grappig als het afwijkt van het verwachte patroon. Maarten van Rossem en Philip Freriks die op de voorste rij staan te headbangen bij een concert van Metallica zouden bij mij wel voor een schaterlach zorgen. Een partij waarbij de ene partij alleen maar pionzetten heeft gedaan is ook grappig, zeker als het ook nog winst oplevert. Ook leuk zijn partijen waarbij stukken op onmogelijke velden belanden. Het moet gezegd dat de humor dan soms wel een wat sadistische inslag heeft. Soms is één van de partijen helemaal ingesnoerd en kan geen vin meer verroeren zonder materiaal te verliezen. Leuk om te zien als toeschouwer en als leidend voorwerp kan je er later ook wel oom lachen. Op het moment zelf is het meer lachen als een boer met kiespijn.

Gaan schaken en humor samen? Jazeker! Om de humor tussen schakers te begrijpen moet je echter wel vaak zelf kunnen schaken. Als we grinnikend naar een schaakbord staan te kijken, dan kunnen we dus op de gemiddelde Nederlander wat vreemd overkomen. Maar ja, dat zijn we als schaker wel gewend.

Schrijf reactie (0 Reacties)

Geweldenaar

Topsporters worden vooral bewonderd wanneer ze gewonnen hebben. Het toernooi is met overmacht gewonnen en de tegenstander verpulverd. De loftrompetten schallen en de ohs en ahs klinken uit de toegestroomde menigte. Natuurlijk is dat terecht, maar de echte topper leer je toch ook kennen wanneer het wat minder gaat.

Magnus Carlsen heeft het afgelopen Tata Steel toernooi weer grote indruk op mij gemaakt. Hij stak niet in zijn beste vorm en leed twee nederlagen tegen Giri en Abdusattorov. Desondanks streed hij tot de laatste ronde mee om de eerste plaats. Dit in tegenstelling tot topspelers als Ding en Caruana, die ook niet in vorm waren. Zij speelden een vrij kleurloos toernooi. Ding eindigde zelfs onder de 50%.

Natuurlijk kan Carlsen terug vallen op zijn grote talent. Hij is zo goed, dat hij ook nog beter is dan verreweg de meeste grootmeesters als hij minder in vorm is. Maar dan nog moet je laten zien wat je waard bent als het tegen zit. Dat is veel moeilijker dan het lijkt. De neiging om het hoofd te laten hangen of juist te veel te snel te willen is groot.

Vooral de vechtlust van Carlsen viel op. Na de verliespartij tegen Giri, bracht hij tegen Abdusattorov een risicovol kwaliteitsoffer. Hij had ook rustig op remise kunnen spelen, maar wilde gelijk het verloren punt terug winnen. Dit is een tip voor iedere schaker. Na een paar pijnlijke nederlagen kan de neiging ontstaan om een korte remise in te lassen, maar daarmee komt de vorm en vooral het zelfvertrouwen niet terug. Beter is het dan gewoon te blijven vechten en verantwoord op winst te spelen.

Giri heeft Tata Steel prachtig gewonnen en Abdusattorov was de smaakmaker van het toernooi, maar Carlsen staat voor mij toch nog net een trapje hoger. Zelfs als hij niet in zijn beste vorm steekt, blijft hij kanshebber op de toernooiwinst. Hij hoort echt in het rijtje Karpov, Kasparov en Fischer. Wat een geweldenaar!

Schrijf reactie (0 Reacties)

Tussen idee en uitkomst

De voetbalwedstrijd op het wereldkampioenschap tussen Nederland en Argentinië was ook voor schakers erg leerzaam. Vooral de prachtige 2-2 van Nederland. Voor wie het niet gezien heeft: In de laatste minuut mocht Nederland vlak bij het strafschopgebied een vrije trap nemen. Meestal wordt in zulke gevallen direct op het doel geschoten. Dat gebeurde in dit geval niet. Koopmeiners gaf een kort passje op Weghorst, die tussen de verraste Argentijnen kon aannemen en scoren. Een geweldig idee, briljant uitgevoerd met uiteindelijk een goede uitkomst.

Het is verleidelijk maar niet juist om de beslissing de vrije trap op deze wijze te nemen te beoordelen op basis van het resultaat. Er had van alles kunnen misgaan. De pass van Koopmeiners had niet goed kunnen zijn, of de aanname van de bal niet perfect. In dat geval was het idee misschien goed, maar de uitvoering gebrekkig. De reacties van de commentatoren had je in dat geval al kunnen zien aankomen. “Wat een waardeloze vrije trap”, “Kenmerkend voor dit inspiratieloze team”, “Wat deden die Weghorst en Koopmeiners bij de selectie” zouden nog de vriendelijkste zijn geweest. Zelfs als idee en uitvoering goed zijn, had het resultaat nog tegenvallen. Een andere speler let niet op en staat buitenspel of een tegenstander staat toevallig op de juiste plek op de doellijn. In dat geval was waarschijnlijk “leuk geprobeerd” de positiefste reactie geweest in plaats van jubel en extase.

Voor schakers is het denken in een idee, plan en uitvoering een tweede natuur. Je begint bij een globaal idee (ik ga op een koningsaanval spelen) en bedenkt een strategie (daarvoor moet ik de open lijn in handen krijgen). Daarna komen de zetten. Dan is het vervolgens de vraag of de tegenstander jouw plan kan verhinderen of zelf een ander plan kan verzinnen dat beter bij de stelling past. Dat bepaalt uiteindelijk het resultaat van de partij. Net als bij het voetbal is daarbij verrassing (of kennis van het plan) een belangrijk element. Het is vrijwel uitgesloten dat je de juiste zetten vindt, als je het plan van de tegenstander niet kent.

Veel vernieuwingen in openingssystemen zijn in de kern andere uitvoeringen voor hetzelfde doel. Je wil bij het schaken invloed in het centrum. Mensen als Nymzowitsch en Réti bedachten dat het niet nodig was het centrum met pionnen te bezetten, maar dat je de velden ook kunt bestrijken. Met de komst van de computer zijn we een andere fase ingegaan. De computer rekent zetten door die mensen in eerste instantie helemaal niet aan dachten. Vervolgens kan worden onderzocht waarom deze zetten sterk zijn. Vaak een bepaald kenmerk in de stelling belangrijker dan gedacht.

Hoe bepaal je nu of het oorspronkelijke plan goed was? Het grote voordeel van schaken ten opzichte van voetbal is dat wij een stelling kunnen terugzetten en dan opnieuw kunnen kijken wat de beste zet was. Leidt het plan bij de beste voortzetting tot winst, dan was het plan goed. Dit kan alleen als één van de partijen al strategisch gewonnen staat. In andere gevallen zal het oordeel vaak zijn “beide partijen hebben kansen” of “wit staat beter maar nog niet gewonnen”. Verder loont het (de statistieken van) andere partijen te bekijken. Als het scorepercentage van een bepaald plan ver beneden de 50% ligt, is het een goed idee dit te mijden. Je moet dan natuurlijk nog wel een paar partijen naspelen om te kijken wat er precies misgaat.

Schaken en voetbal zijn natuurlijk heel verschillende sporten, maar als het gaat om de rol van een verrassingseffect of over het verschil tussen het hebben van een plan en de uitvoering daarvan lijken ze meer op elkaar dan je zou denken. Misschien moet de volgende keer een schaker aan het begeleidingsteam van het Nederlands voetbalelftal worden toegevoegd voor de strafschoppen.

Schrijf reactie (0 Reacties)

Een hoofd vol chaos

Stelling na 30 ... Lf5, wit aan zet

Het brein van een schaker is een wonderlijk ding. Naar buiten toe produceert het koele en logische zetten. Aan de binnenkant kan het een schimmig brouwsel zijn waar kwalijke dampen uit opborrelen.

In de diagramstand had ik wit. Mijn tegenstander heeft het Wolgagambiet niet goed aangepakt. Hij staat een pion achter, zijn stukken werken niet samen en zijn koning staat onveilig. Ik wist het als volgt te winnen 31. Le4 Dd7 ( de loper kan niet geslagen worden wegens mat) 32. g4 hg4: 33 h5 e6 34 hg6: Lg6: (slaan met Toren of de koning leidt ook tot mat) 35. Df6+ Kh7 36 Dh6 mat.

Dat ziet er strak uit en mijn tegenstander knikte bewonderend. Hij zag niet de chaos in mijn hoofd die uiteindelijk tot deze zetten had geleid. Allereerst heb ik na Dd7 lang zitten denken over het slaan van de loper op f5 om daarna gewoon de druk op te voeren. Uiteindelijk heb ik die afgewezen omdat ik nog vage verdedigingskansen zag. Die zijn er niet. Ook na 31 Lf5: gf5: 32 Taf1 wint wit makkelijk. De toren dreigt via e6 binnen te komen en dat kost in ieder geval nog een pion.

Daarnaast had ik bij de start van de combinatie het matmotief niet eens gezien. Ik had alleen overwogen dat na mijn zet 34. hg6: nemen met de toren niet gaat wegens mat en nemen met de koning leidt tot dameverlies. Ik schrok enorm van het zwarte antwoord Lg6:. Had ik iets totaal over het hoofd gezien? Pas toen zag ik dat het mat ging en dat werkt ook alleen omdat de zwarte koning door de zwarte pion op g4 niet naar voren kan lopen. De koning gaat dan mat op h5. Mijn rekenwerk was dus wel een beetje een rommeltje. Nu liep het goed af, maar op andere momenten kan dit punten kosten.

Na afloop van de partij had ik gemengde gevoelens. De combinatie is mooi, maar ik baal er wel een beetje van dat ik niet in staat was het helemaal tot aan het einde goed door te rekenen. Het blijft daarmee toch een beetje schaken op gevoel. Uit een hoofd vol chaos, kwam een mooie zettenreeks te voorschijn. Maar Magnus Carlsen hoeft zich nog geen zorgen te maken.

Schrijf reactie (0 Reacties)

Leren schaken

Soms vragen mensen mij hoe ze beter kunnen leren schaken. Ik vind zo’n vraag best lastig te beantwoorden. Leren schaken is als het bewandelen van een lang en kronkelig bergpad. Soms gaat het stijl omhoog, dan weer wat vlakker en soms zelfs een daling. Op een zeker moment sta je ergens. Je geniet van het uitzicht, maar hoe kwam je op die plek terecht? “Ik heb het pad gevolgd” is vaak alles wat je kan zeggen. Voor wat het waard is: hierbij enkele routetips voor als je aan het begin van de berg staat.

Begin bij de tactiek. Het heeft immers weinig zin om over strategie na te denken, als je steeds stukken weg geeft. De stappenmethode van de KNSB is zeer geschikt. Als stap 1 t/m stap 3 in je systeem zit, kun je op de club al een aardig partijtje spelen. De stappenmethode heeft op internet ook een opgavesectie, met voor iedere dag een verzameling opgaven met oplopende moeilijkheidsgraad. De laatste opgaven zijn vaak pittig, dus wees niet teleurgesteld als je de oplossing niet kunt vinden. Zelf is het me ook nog nooit gelukt alle opgaven foutloos te maken.

Naast tactiek heb je enige basisbeginselen over de strategie ook wel nodig. De basisregels uit de opening “ontwikkelen, centrum bezetten, koning in veiligheid brengen”, het belang van het centrum en de veiligheid van de koning moet je wel kennen. Kennis over openingsvalletjes is ook handig. Hoe suf het narrenmat en herdersmat er ook uitzien, ze leren je toch iets over de kwetsbare plekken op het schaakbord.

Als je wat verder wilt komen, zal je op een gegeven moment toch een boek over schaakstrategie moeten lezen. Zelf heb ik heel erg veel gehad aan Praktische Schaaklessen Deel 5 en Deel 2 van Max Euwe. Helaas zijn deze boeken denk ik niet meer te koop. De “Build up Your Chess” serie van Arthur Yusupov is ook goed. Deze boeken bevatten ook weer opgaven, zodat je kunt zien of je de lessen begrepen hebt.

Partijen van grootmeesters naspelen is altijd nuttig. Zelf vind ik het altijd erg fijn als een boek naast varianten ook veel tekst bevat, waarin wordt uitgelegd waar het in de partijen om draait. In dat opzicht zijn ook de commentaren op youtube over partijen nuttig, maar dan heb je natuurlijk vaak het bord niet bij de hand.

Veel spelen is uiteindelijk het laatste devies. De praktijk is vaak weerbarstiger dan de theorie. Tijdens een schaakpartij verschijnen geen bordjes “u kunt nu mat in drie geven” en de dame laat zich vaak veel minder makkelijk vangen dan in de opgaven. Vriendschappelijke partijen en rapidschaakpartijen zijn mooie gelegenheden om iets uit te proberen. Je zult vlieguren moeten maken om beter te leren schaken. Maar goed, als schakers vinden wij dat niet erg.

Schrijf reactie (0 Reacties)
2023  Schaakvereniging Voorburg